SABE-regeling: Leerzaam aanbod voor agrarische ondernemers

De Engelse filosoof, staatsman, advocaat, jurist en auteur Francis Bacon (1561-1626), schreef in ‘De Hæresibus’ de volgende woorden: nam et ipsa scientia potestas est, d.i. ‘Want ook de wetenschap zelve is macht’. Tegenwoordig een vaak aangehaalde uitspraak: Kennis is macht.

Dat geldt voor ons rentmeesters, door de zogenaamde Permanente Educatie spijkeren wij onze kennis continue bij, maar dat is feitelijk van belang voor iedereen. Vandaar dat de minister van LNV per brief van 11 augustus 2020 de Tweede Kamer informeerde over een regeling om de innovatie op het boerenerf te versnellen.

Met dit initiatief wil minister Schouten het voor boeren en tuinders gemakkelijker maken om de meest actuele inzichten te vergaren over aanpassingen in hun bedrijfsvoering. Uit diverse analyses is overigens gebleken dat de Nederlandse land- en tuinbouwsector beschikt over een uitstekend kennisniveau en dat veel agrarische ondernemers hoog opgeleid zijn. Maar de doorwerking van nieuwe ontwikkelingen en innovatieve maatregelen kan nog verder verbeterd worden. Bovendien staan agrarische ondernemers voor een stevige uitdaging om hun bedrijfsvoering toekomstbestendig te maken. Er komt de komende jaren heel veel op hen af. Om ondernemers hierin tegemoet te komen heeft het ministerie een module gelanceerd: de Subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering en Educatie (SABE).

Deze SABE-regeling bestaat uit drie onderdelen; een voucher voor ondernemers, een voucher voor groepen van ondernemers en een voucher voor bedrijfsadviseurs.Via de ondersteuning uit de subsidiemodule kan een ondernemer bijvoorbeeld zijn kennis vergroten over het verminderen van stikstofemissies en het verder stappen zetten naar kringlooplandbouw en duurzaam en klimaatbestendig ondernemen. Tevens zullen op termijn vouchers beschikbaar komen in het kader van duurzaam ondernemerschap, zoals Bedrijfsovername, Horizontale samenwerking en Persoonlijke ontwikkeling van ondernemer en bedrijf.

Dat de eerste uitgifte binnen een paar dagen overtekend was, illustreert de behoefte aan extra kennis en advies op dit vlak. Ook de komende jaren worden deze vouchers regelmatig uitgegeven. Alleen deskundigen die op de zogenaamde BAS-lijst staan komen als onafhankelijk adviseur in aanmerking. Deze lijst staat gepubliceerd op de RVO website.

De rentmeesters van Rentmeesters.nl hebben ervaring in het aanvragen en begeleiden van deze vouchers. Een aantal van hen staat ook op de BAS lijst. Wilt u informatie over de SABE-module? Neem dan contact op met de rentmeester in uw provincie. Kennis bijspijkeren blijft noodzakelijk!

Het rangschikkingsbesluit NSW, één van de sluitstukken van de NSW-evaluatie die in 2013 een aanvang nam is gepubliceerd op 31 augustus 2020, staatsblad 2020, 331. Hiermee is een einde gekomen aan een grondige evaluatie van de Natuurschoonwet.

Na verwachting zal het rangschikkingsbesluit op 1 januari 2021 in werking treden. Het nieuwe rangschikkingsbesluit kent een aantal verruimingen en een aantal aanscherpingen.

Verruimingen

  • Buitenplaatsen met een tot 1900 te herleiden tuinaanleg van voor 1900 (was 1850) kunnen nu worden gerangschikt onder de NSW. Hierdoor kunnen meer buitenplaatsen gerangschikt worden.
  • Omzoming van agrarische grond met natuur is mogelijk met meer soorten natuur, dit is van belang in gebieden waar omzoming met houtopstanden niet wenselijk is.
  • De lijst van te rangschikken typen gerealiseerde natuur wordt in lijn gebracht met de Index Natuur en Landschap die binnen provinciale regelgeving al bestaat; Naast administratieve lastenverlichting biedt dit per saldo een uitbreiding van de soorten te rangschikken gerealiseerde natuurtypen.
  • De formulering waarmee kleinschalige kampeerterreinen kunnen worden gerangschikt – grofweg één per 25 hectare – is versimpeld waardoor administratief geknutsel met rangschikkingsaanvragen om kampeerterreinen onder de NSW te krijgen overbodig wordt.
  • In de toelichting van het Rangschikkingsbesluit is opgenomen dat er meer ruimte is om economische dragers op landgoederen toe te staan. Dit is echter niet verder geconcretiseerd. Of dit ook echt gaat gebeuren komt aan op de uitvoering in de praktijk meer maatwerk in het veld.

Aanscherpingen

  • Aanleun- en samenwerklandgoederen kleiner dan 1 hectare kunnen voortaan alleen nog maar rangschikken als ze vruchtgebruiker of erfpachter zijn. Zij dragen bij aan de instandhouding van het landgoed is de redenatie van de wetgever.
  • Aanleun- en samenwerklandgoederen tussen 1 en 5 hectare kunnen voortaan alleen nog maar rangschikken als ze 50% bos of natuur hebben. Het maakt hierbij niet uit of het een erfpachter, vruchtgebruiker of volle eigenaar is.
  • Golfbanen moeten straks voor 50% uit bos of natuur bestaan, in plaats van voor 30% zoals nu het geval is. Bovendien moeten natuureenheden, zowel op golfbanen als op de rest van het landgoed en op niet-golfbanen, straks minimaal 0,5 hectare groot zijn.
  • De rangschikkingsmogelijkheden van buitenplaatsen kleiner dan 5 hectare worden ingeperkt door aan opstallen op buitenplaatsen de eisen op te leggen die ook gelden voor opstallen van aanleuners en samenwerkers.
  • Opstallen die voorheen gerangschikt konden worden (ouder dan 1950 of functioneel) kunnen (door een wijziging van artikel 4) alsnog worden onttrokken omdat het gebruik ervan inbreuk zou maken op het natuurschoon.
  • Natuur kan nu pas worden gerangschikt als die natuur al is gerealiseerd én minimaal in eenheden die 0,5 hectare groot zijn. Voorheen kon al gerangschikt onder de Natuurschoonwet op basis van een plan tot aanleg van natuur of bossen. Voor nieuwe landgoederen betekent dit dat pas kan worden gerangschikt als de nieuwe natuur/bossen zijn gerealiseerd. Hiermee vervalt de mogelijkheid om bij aankoop van landbouwgrond deze gelijk te rangschikken en een beroep te doen op vrijstelling overdrachtsbelasting.

Overgangsrecht

Op landgoederen die voor de inwerkingtreding van het rangschikkingsbesluit gerangschikt zijn onder de Natuurschoonwet blijven gedurende tien jaar de oude regels van toepassing. Met ander woorden landgoederen krijgen tot 31 december 2030 de tijd om aan de nieuwe criteria te voldoen. 

Het overgangsrecht is niet meer van toepassing als in de periode tot 31 december 2030 het landgoed een andere eigenaar krijgt. Behalve als het landgoed wordt verkregen door vererving, of ten gevolge van een verdeling van een gemeenschap of van een nalatenschap of wanneer een perceel aan het landgoed wordt toegevoegd.

Voor de situaties waarbij een landgoed op 31 december 2030 aan de NSW-rangschikking wordt onttrokken omdat niet meer voldaan wordt aan de nieuwe rangschikkingscriteria ontbreekt een overgangsregeling. Dit kan leiden tot heffing van overdrachtsbelasting of erf- en schenkbelasting inzake verkrijgingen in de jaren 2006-2020. In de toelichting is opgenomen dat het overgangsrecht ten aanzien van bepaalde verkregen fiscale faciliteiten voor landgoederen door middel van een aanpassing van de fiscale wetgeving zal worden geregeld. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij het overgangsrecht zoals bij eerdere wijzigingen van de Natuurschoonwet is gedaan. Bij eerdere wijzigingen werd het genoten fiscaal voordeel bij onttrekking van een landgoed aan de Natuurschoonwet niet ingevorderd. Er was een zogenaamd generaal pardon. Nu dit niet is geregeld in het overgangsrecht bij het rangschikkingsbesluit is dit een risico voor landgoedeigenaren.

In de praktijk zal blijken hoe het rangschikkingsbesluit zijn uitwerking heeft op de onder de Natuurschoonwet gerangschikte landgoederen.


HULP NODIG BIJ UW VRAAGSTUK?

Neem contact met ons op voor een vrijblijvend adviesgesprek